Malle Babbe kreeg voor het eerst bekendheid toen de schilder Frans Hals haar in verf vereeuwigde rond 1635. Na archiefonderzoek bleek dat deze Haarlemse dame werkelijk bestaan heeft en dat zij in het arbeidshuis in Haarlem woonde, een opvangtehuis voor verstandelijk beperkte mensen. Een zoon van Frans Hals, Pieter, heeft destijds ook in dit huis gewoond. Net als op het schilderij is het beeldje van Babbe vergezeld door een uil. De reden hiervoor is waarschijnlijk terug te leiden naar het oud Nederlandse gezegde “Zoo beschonken als een uil”, aangezien het lachende vrouwtje op het schilderij zich in een café lijkt te bevinden met een flinke pul in haar hand. Later zou Rob de Nijs haar nog verder voor het voetlicht brengen met het lied ‘Malle Babbe’ van de Haarlemse Boudewijn de Groot. De tekst van dit nummer is van de hand van een andere bekende Haarlemmer en vaste liedschrijver van de Groot, Lennaert Nijgh.
Op 1 september 1976 was het precies 310 jaar geleden dat Frans Hals werd bijgezet in de Sint-Bavokerk en de datum dat de exclusieve damesmode zaak Dutchy haar deuren voor het eerst opende in de Barteljorisstraat. Om deze twee heugelijke feiten te vieren wilde de eigenaar van deze zaak de gemeente een kunstwerk schenken. Zijn keus viel op Kees Verkade als beeldhouwer en zo zag de bronzen Malle Babbe na ruim 340 jaar wederom in Haarlem het licht. De officiële onthulling liet even op zich wachten door afwisselende afwezigheid van de juiste beambten en de schenker, maar op 6 april 1978 kon Malle Babbe weer lachend het bruisende Haarlem aanschouwen, nu veilig vanaf haar sokkel, met de trouwe uil nog altijd op haar schouder.